Naar een creatieve en ondernemende sector. Een koppeling tussen theorie en beleid
Download het rapport
De creatieve industrie herbergt ondernemers in allerlei soorten en maten. Ze hebben gemeen dat ze producten en diensten leveren die zowel een economische als een culturele en creatieve waarde hebben. Sinds de opkomst van het begrip ‘creatieve industrie’ is de discussie gevoerd over de betekenis van deze term. Waar voorheen vooral werd gedacht aan de traditionele visuele en podiumkunsten, vallen nu bijvoorbeeld ook design, architectuur, gaming, mode en in sommige gevallen ook ICT onder de term ‘creatieve industrie’. Van een scherpe afbakening is geen sprake. Ook accountants of andere hoogopgeleiden worden regelmatig onder de noemer ‘creatieve industrie’ gevangen. Niet alle ondernemers voelen zich even goed vertegenwoordigd door deze manier van denken. Sommige ondernemers voelen zich thuis bij het idee van een creatieve industrie, anderen houden zich er zo weinig mogelijk mee bezig en weer anderen kunnen zich totaal niet vinden in de combinatie van de woorden ‘creativiteit’ en ‘industrie’. Ook vanuit het perspectief van beleid is het gebrek aan scherpte weinig behulpzaam. Want op wie richt dat beleid zich nu eigenlijk? Immers: wat werkt voor een accountant of een ICT’er, kan de plank volledig misslaan in het geval van een schilder of schrijver. Hoe dan ook, de creatieve industrie heeft zich een weg in beleidsstukken, gesprekken en gedachten gebaand.
Creatieve
De centrale term is het bijvoeglijk naamwoord “creatieve’. Creativiteit, verwachten beleidsmakers, onderzoekers en allerlei belanghebbenden, is één van de sleutelfactoren die bijdragen aan innovatie en groei van onze economie. Al jaren wordt de creatieve sector (of industrie; nog zo’n geval van onscherpe terminologie) gezien als één van de belangrijkste sectoren binnen de westerse samenleving (en mogelijk ook daarbuiten). Niet alleen omdat bedrijven en ondernemers uit deze sector vanuit zichzelf een bijdrage leveren aan de groei van onze economie en het aantal banen, maar ook omdat ze door middel van wat wordt aangeduid met de Engelse term crossovers gedacht worden een bijdrage te leveren aan nieuwe innovaties in andere sectoren. Nederland heeft dan ook hoge verwachtingen van de creatieve sector (en dat geldt zeker niet alleen voor Nederland). Dit blijkt onder meer uit de aanwijzing van de creatieve industrie als een nationale topsector, alsmede uit de ambitie dat investeringen in de creatieve industrie ertoe zouden moeten leiden dat Nederland één van de meest creatieve economieën van Europa wordt. De vraag is of deze hoge verwachtingen terecht zijn, of vooral de voorbode van teleurstelling.
Naar een creatieve en ondernemende sector
De creatieve sector kent namelijk, misschien wel meer dan andere sectoren, haar uitdagingen, zeker als het gaat om beleid. De sector is zeer gefragmenteerd, kent een groot aantal zelfstandig ondernemers en de gemiddelde grootte van ondernemingen is klein. De arbeidsomstandigheden, zowel voor werknemers als zelfstandigen, zijn vooral aan de kunstzinnige kant van de sector zorgwekkend, de markt is instabiel en snel uit balans. Verdienmodellen staan onder druk. Deze constateringen zijn vooral relevant voor wat als de kern van de creatieve sector kan worden beschouwd. De kern kan worden geïdentificeerd aan de hand van de intrinsieke drijfveren van de sleutelspelers: de ondernemende “creatieven”. In de kern worden de sleutelspelers gedreven door de sterke motivatie om te produceren. In economenjargon: productie is zelf een component in de nutsfunctie van individuele creatieven. Of anders gezegd: sleutelspelers in de kern van de creatieve sector ontlenen een nutsgevoel aan het maken van wat zij willen maken. Een accountant zal vermoedelijk geen jaarverslagen op onbezoldigde en vrijwillige basis blijven controleren na haar of zijn pensioen; een kunstenaar blijft kunst produceren of hij of zij daar nou wel of niet voor wordt betaald. Dat verschil is essentieel, ook vanuit het perspectief van beleid, en daarom wordt vaak ook een onderscheid gemaakt tussen de culturele sector in enge en de creatieve in brede zin. Over deze kern zou het moeten gaan, omdat die andersoortig beleid vergt; niet over andere ‘creatieve’ segmenten van de economie, die op beleid reageren op dezelfde manier als elke andere sector in de economie.
Rapport
Deze notitie is geschreven vanuit het Creatief Ondernemerschapslab, een onderzoeksgroep binnen Tilburg University. De onderzoeksgroep is mede gefinancierd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek [beursnummer 407-12-008] en de Kunstenbond. Lees hier het volledige rapport.